Machu Picchu

natuur icoon

Dankzij de unieke ligging op een moeilijk te bereiken locatie is de Inca stad in de bergen in het Andesgebergte van Peru pas laat ontdekt, misschien kunnen we daarom vandaag de dag nog wel genieten van de goed bewaard gebleven stad! Deze unieke plek is dan ook met recht één van de 7 moderne wereldwonderen.


Lees verder

Aan de oostzijde van het Peruaanse Andesgebergte, waar de bergrivier Urubamba het nabije Amazonebekken tegemoet stroomt, deed de Amerikaanse onderzoeker Hiram Bingham op 24 juli 1911 de belangrijkste ontdekking uit zijn wetenschappelijke carrière. Op zoek naar overblijfselen van de oude Inca-cultuur, die in de 16e eeuw door Spaanse veroveraars werd vernietigd, kwam de jonge hoogleraar in de geschiedenis van Yale University met zijn twee inheemse begeleiders na een klim van honderden-meters-hoge hellingen langs een stroombuiging op 2300 meter hoogte uiteindelijk een door machtige rotspartijen omgeven bergpas tegen, die vanuit het dal niet zichtbaar was en waarvan de ingang lange tijd door een aardverschuiving verborgen was gebleven. Talloze met groen overwoekerde muren en trapvormige terrassen in de hoogvlakte, deden onmiddellijk vermoeden dat zich hier ooit een grote stad had bevonden. Machu Picchu, een wereldwonder, is herontdekt. Dankzij z’n unieke locatie is Machu Picchu nooit door de Spaanse veroveraars ontdekt.

In het middelpunt van het tempelcomplex

Bingham doopte zijn ontdekking Machu Picchu, hetgeen in de taal der Quechua-indianen ‘Oude Top’ of Oudeman Hoogte betekent. Waarschijnlijk is de naam een verwijzing naar de hoogte van de berg. Latere onderzoekingen brachten aan het licht, dat het een oude Incavesting betrof, die doelbewust op een ontoegankelijke plaats was gebouwd om aan de plunderende Conquistadores te ontsnappen. Machu Picchu is rond 1440 gebouwd in opdracht van  de Inca vorst Pachacuti en was waarschijnlijk bedoelt als een soort koninklijk buitenverblijf, maar had ook duidelijk religieuze Inca doeleinden.

Hoewel aan het zicht onttrokken, bevond de vesting zich slechts 120 kilometer ten noordwesten van de door de Spaanse veroveraars bezette Inca-hoofdstad Cuzco. In de jaren volgend op de ontdekking borgen archeologen de overwoekerde tempel en het paleis, waarvan de muren bleken te zijn opgebouwd uit machtige granietblokken.

De granieten blokken zijn met zeer veel zorg uitgehouwen en soms op de millimeter nauwkeurig passend gemaakt. Dit alleen al is een waar wereldwonder bedenkend dat men alles met de hand moest doen. De constructie werd extra versterkt doordat de blokken aan de bovenkant gedeeltelijk uitgehold was en aan de onderkant een halve bol hadden die perfect paste in de uitholling.

Het middelpunt van de duidelijk als vesting ontworpen plaats wordt gevormd door het tempelcomplex, waarvan op het hoogste punt een uit graniet gehouwen terras ligt, dat via een spiraalvormige in de rots uitgehouwen trap omhoog voert. De oudheidkundigen identificeerden de monoliet als een zogenaamde Intihuatana, de heilige steen der Inca’s, “die de zon gevangen houdt”. Dergelijke rotsbouwwerken, die als een soort zonnewijzer dienden, waren in het rijk der Inca’s het middelpunt van een zonnecultus.

Niet ver van de Intihuatana vond men nog drie goed bewaard gebleven muren van een zonnetempel met een uit drie rotsblokken samengesteld altaar. Een ander belangwekkend bouwwerk in de paleis-afdeling is de Torreon, een halfronde toren met offertafel, waaronder zich een ruimte bevindt, die Bingham het “Mausoleum der Koningen” noemde. In de nabijheid stuitte men op 142 skeletten, voornamelijk van vrouwen, mogelijk Ajillas, zoals de meisjes werden genoemd die voor de zonnecultus speciaal werden geselecteerd. Andere, eenvoudiger uitgevoerde wijken werden duidelijk door soldaten en handwerkslieden bewoond. Een vlakke, open ruimte, tegenwoordig Plaza Principal genoemd, diende waarschijnlijk als verzamelplaats bij feestelijkheden, zoals het feest van de winterzonnewende.

Honderden trapvormige terrassen die naar de eigenlijke binnenstand omhoog voeren dienden voor het verbouwen van gewassen. Op smalle, door rotsmuren omgeven velden werden aardappelen, mais en verschillende groenten verbouwd. De vruchtbare bodem die daarvoor nodig was, haalde men waarschijnlijk uit het 500 meter lager gelegen Urubamba-dal. Berekeningen hebben aangetoond, dat de bergakkers van Machu Picchu voldoende opleverden om 10.000 mensen te voeden.